Inside Indonesia deel 2: Het uitbannen van extreme armoede en honger

Door Redactie Wakibi op 6-5-2016

Over Wakibi

Het eerste Millennium Development Goal (MDG) is extreme armoede en honger uit te bannen. Op grond van deze MDG hebben landen zich verplicht om armoede tussen 1990 en 2015 met behulp van verschillende maatregelen te halveren. Indonesië heeft dit doel al met succes bereikt. Niettemin blijven er uitdagingen bestaan, zoals het verminderen van de hoge kwetsbaarheid, regionale verschillen aanpakken, opheffen van niet-monetaire armoede, en de snel stijgende ongelijkheid.

             

 
Dit artikel is afkomstig van Inside Indonesia en de tekst met toestemming vertaald door Hansjelle Dijkstra, redactie Wakibi.
Het originele artikel (in het Engels) is hier te lezen op de website van InsideIndonesia.org 
Doel bereikt?


Het eerste Millenniumdoel heeft drie doelstellingen. 
1e: het halveren van het aantal mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag.
2e: het bereiken van volledige en productieve werkgelegenheid en waardig werk voor iedereen. Ook voor vrouwen en jonge mensen.
3e : het halveren van het aantal mensen dat honger lijdt. In dit artikel richten we ons vooral op de eerste doelstelling. Deze heeft ook gedeeltelijk invloed op het tweede doel. Het ontsnappen aan inkomen armoede hangt samen met fatsoenlijk werk. En voldoende inkomen is essentieel om eten te kunnen kopen en honger te voorkómen.

* (Vertaler: de MDG’s zijn opgevolgd door “Duurzame ontwikkelingsdoelen 2016-2030” (de SDG's), lees op hier meer over deze doelen).

Je kunt armoede in Indonesië op twee manieren meten. De regering gaat uit van het kunnen kopen van voldoende voedsel voor alle gezinsleden in stedelijke en landelijke gebieden in alle provincies. Dit aangevuld met de kosten van essentiële goederen en diensten, zoals het voeren van een huishouding en vervoer. In 2014 ging het om Rp 300.000 per persoon per maand. 

Volgens deze maatstaven halveerde de armoede tussen 1990 en 2014, en bedraagt dit percentage nu 11 procent. Als we de maatstaven van de Wereldbank hanteren die gelden voor extreme armoede, ($ 1,25 per dag), is de armoede rond 2011 gedaald tot 16 procent. Een daling van 70 procent sinds 1990. Deze maatstaven kunnen verschillend worden opgevat: de nationale armoedecijfers kunnen worden gebruikt om armoedetrends in Indonesië in de tijd te kunnen begrijpen. Terwijl het $1,25 criterium van de Wereldbank internationale vergelijkingen mogelijk maakt. Beide berekeningen tonen echter aan dat Indonesië erin is geslaagd om de doelstelling van halvering van armoede vóór de deadline van 2015 met succes te bereiken.
 

Uitdagingen voor de toekomst


Toch blijven er nog veel uitdagingen over. Zoals armoedeverschillen binnen bepaalde regio’s. Een aantal Indonesiërs leeft net aan de andere kant van de drempel van de armoedegrens, maar loopt het risico om terug te vallen in ernstige armoede op andere gebieden. Zoals gezondheid en leefomstandigheden, en toenemende ongelijkheid. Dat komt neer op terugkeer naar de periode van vóór de MDG doelstellingen. Dan wordt het leven net zo zwaar om te dragen als voorheen. 

Als we vooruitkijken, wat betekenen deze uitdagingen dan voor het ontwikkelingspatroon van Indonesië? Het beleid en de strategieën die in het verleden succesvol waren zullen dat niet noodzakelijkerwijs ook in de toekomst zijn. De wereld waarin wij leven verandert snel en wordt steeds ingewikkelder. We krijgen dus te maken met nieuwe uitdagingen waar nieuwe oplossingen voor nodig zijn. Het is duidelijk dat er geen standaardoplossing bestaat die werkzaam is voor alle problemen. Maatregelen tegen armoede die succesvol waren in grote delen van Indonesië werken misschien niet in andere gebieden, zoals in het verafgelegen Papua.
 

Daar komt nog bij dat arme mensen en arme gebieden niet identiek zijn. Toen er overeenstemming ontstond over de millenniumdoelen was er in de meeste gebieden van Indonesië nog grote armoede. De meeste arme mensen wonen nu in gebieden die niet arm zijn. Terwijl de armste regio’s naar verhouding weinig van de totale hoeveelheid arme mensen in Indonesië herbergen.

Oost-Indonesië bijvoorbeeld is een van de armste gebieden van het land, met een armoede van ongeveer 20 procent in Maluku en Oost- en West- Nusa Tenggara. In Papua is dat 30 procent. Toch woont maar 11 procent van arme Indonesiërs in deze provincies. Meer dan de helft (55 procent) van de armen woont op het eiland Java, waar de armoede gemiddeld iets hoger is dan 10 procent.  

We zullen ook moeten inzien dat armoede steeds meer een stedelijk gezicht zal krijgen. Terwijl we veel hebben geleerd over wat op het platteland werkt, valt er toch nog veel te leren over wat effectief is in stedelijke gebieden. We moeten leren hoe we zowel de stedelijke armen, als de stedelingen in niet-arme gebieden, kunnen bereiken. Terwijl we intussen gewoon door moeten blijven gaan met het inspelen op de overblijvende armen in steden, en degenen die leven in arme gebieden.

De kansen om terug te vallen in de armoede zijn in Indonesië gróót. Naast de 28 miljoen Indonesiërs die onder de nationale armoedegrens leven zijn er nog 68 miljoen mensen die zich net boven deze lijn bevinden. En die kwetsbaar zijn om tot armoede te vervallen als ze zulke schokken moeten doorstaan als ziekte, verlies van werk, of een slechte oogst.
  

In feite was de helft van de armen in het voorafgaande jaar nog niet arm. Verder is het zo dat ondanks de daling van economische armoede, de armoede in andere opzichten groot blijft. Bijvoorbeeld: 72 procent van de Indonesiërs woont in een huis dat overvol is, en in slechte conditie. Of het ontbreekt aan schoon water en goede sanitaire voorzieningen. Zevenendertig procent van de kinderen onder vijf is ondervoed en veel kleiner van stuk dan ze hadden kunnen zijn. Ondervoeding is slecht voor de leerprestaties. En dat geldt ook voor hun gezondheid als volwassene en hun toekomstig inkomen.

Tenslotte, de ongelijkheid neemt snel toe. In 2002 beschikte de rijkste 10 procent van de Indonesiërs over net zoveel geld als wat 40 procent van de armsten samen bezaten. Momenteel consumeert die 10 procent net zoveel als 52 procent van de armsten samen. Als de indrukwekkende economische groei van Indonesië niet door iedereen wordt gedeeld is het verlagen van armoede en kwetsbaarheid veel moeilijker.


Het aanpakken van de armoede in Indonesië in de post-Millenniumdoelen wereld


Wat is er nodig om deze uitdagingen in de MDG wereld aan te pakken? In de eerste plaats meer banen en betere banen. Jonge Indonesiërs moeten goed werk krijgen tegen een goede betaling, dat hen al ter beschikking wordt gesteld vanaf het moment dat ze beginnen te werken. Dit betekent dat de economie sterk moet blijven groeien. Het betekent ook meer wegen, havens en bruggen om de economie efficiënter te maken. Het betekent wetten en voorschriften die bedrijven stimuleren om te investeren, te groeien en banen te creëren.
 


En het betekent dat jonge mensen het onderwijs en de vaardigheden nodig hebben die werkgevers verlangen. Verder betekent dit dat er een strengere sociale bescherming nodig is voor alle Indonesiërs, zodat de armen zich uit de armoede zullen kunnen losmaken. De kwetsbaren zijn dan beschermd tegen schokken die hen arm zouden kunnen maken. Iedereen moet de kans krijgen om op te klimmen naar de middenklasse. Het zal ook betekenen dat er een plan moet komen om het aantal ouderen te ondersteunen.

Het tegemoet komen aan deze uitdagingen vraagt om de inzet van velen. Het betekent dat de armen erbij betrokken moeten worden om hen de kracht te geven die nodig is om zichzelf te helpen. Het betekent ook dat de hele samenleving erbij betrokken dient te worden: centrale en lokale overheden, maatschappelijke organisaties, internationale ontwikkelingspartners en de private sector.



Auteurs Eradicating extreme poverty and hunger Inside Indonesia
Inside Indonesia 119: Jan-Mar 2015

Vivi Atlas (valatas@worldbank.org) is een toonaangevende leidinggevende econoom bij de World Bank’s Poverty Global Practice. Ze geeft leiding aan het Indonesië Team. De belangrijkste focus van dit team is ondersteuning van de regering van Indonesië bij het versterken van een doelmatig bewezen beleid om armoede terug te dringen.

Matthew Wai-Poi (mwaipoi@worldbank.org) is Senior Econoom bij de World Bank’s Poverty Global Practice. Hij leidt het analyseprogramma van het Indonesië Team dat zich bezighoudt met armoede en ongelijkheid. Ook geeft hij technische ondersteuning aan de regering bij het ontwikkelen en uitvoeren van sociale hulp aan armen en kwestbaren.


Lees ook Inside Indonesie deel 1: Helemaal alleen


Strijd tegen armoede - Geef jij een ondernemer een toekomst? Wakibi is in veel landen actief met het verstrekken van microkredieten aan kleine ondernemers, waaronder ook in Indonesië. Een paar voorbeelden.

De Matini Group


Deze lening helpt om 10 zakken cement, zand, bananenchips en maïs te kopen.

Noni (22) is moeder van een dochter en getrouwd met Michael (27) die motortaxi chauffeur is. Ze is een goedhartige vrouw, die Michael wil helpen door ook geld te verdienen. Ze verkoopt bij een busstation bananenchips, aardappelen, gekookte eieren, geroosterde pinda’s, gepofte maïs, en nog veel meer. Dat doet ze sinds 2012. Ze vertelt dat ze veel steun van Michael ondervindt bij het uitoefenen van haar bedrijfje.

Ze zijn nu bezig met het bouwen van een huis, maar ze moeten eerst nog 10 zakken cement, zand, bananenchips en maïs kopen voor de verkoop. Bovendien heeft ze te weinig geld om de bouw van het huis te voltooien. Op zekere dag maakte Noni kennis met leenmogelijkheden bij TLM, een partner van Kiva. Toen heeft ze de Matani Group gesticht en een lening aangevraagd van 12.500.000 IDR (ca. € 825,-). De leden willen de lening graag gebruiken voor hun eigen bedrijfjes. Daarmee verkopen ze bijvoorbeeld bananenchips, gepofte maïs, groenten, enz..
Noni zwaait naar u op de foto. 

Meer weten of een lening verstrekken? Dat kan via deze link.


De Sion Group


Deze lening helpt om een nieuwe haarklem, een haarföhn en vitamines voor het haar te kopen.

Sarlince is 47, ze staat rechts op de foto en zwaait naar u. Haar man Marthen is 60 en gepensioneerd. Ze hebben 2 kinderen.
Sarlince is eigenaresse van een schoonheidssalon en verkoopt vanuit haar huis traditionele sarongs. Ze is 4 jaar actief met haar bedrijfje, en werkt elke dag van ’s morgens 10 tot ’s avonds 8. Ze geeft aan haarbehandelingen elke maand meestal 400.000 IDR (ca € 26,-). Als er veel klanten komen verdient ze per dag ongeveer 200.000 IDR. Ze denkt dat haar bedrijfje rendeert doordat de meeste mensen zichzelf graag een beetje verwennen, vooral vrouwen. Door de aard van haar werk staat ze voortdurend in contact met haar gezin. 

Ze overweegt de aanschaf van een nieuwe haarklem, een haarföhn en vitamines voor het haar. Toen ze geïnformeerd werd over het groep-leenproject van TLM enthousiasmeerde ze 4 vrouwen om samen de Sion Group op te richten. Samen hebben ze een lening aangevraagd van 15.000.000 IRD, (ca. € 980,-). Ze is TLM,partner van Kiva, dankbaar voor de lening, en ze beloofde op tijd te zullen terugbetalen. 

Meer weten of een lening verstrekken? Dat kan via deze link.

De Setia Group


Deze lening helpt om 30 liter benzine en andere dagelijkse behoeften te kopen.

De Setia Group bestaat uit 20 vrouwen en wordt voorgezeten door Rosina (40). Rosina is moeder van vier kinderen uit haar huwelijk met Ino (41), die motortaxi chauffeur is. Alle kinderen zitten op school en hun leeftijden variëren tussen 5 en 11.
Om de inkomsten van haar man aan te vullen nam Rosina het initiatief tot het stichten van een bedrijfje dat benzine verkoopt. Dat doet ze nu een jaar, en ze is blij met dit winstgevende handeltje. Ze heeft haar geleende bedrag van 400.000 IDR gebruikt om 60 liter benzine te kopen.

Rosina wil graag meer benzine gaan verkopen, omdat daar vraag naar is. Toen Rosina hoorde dat TLM, dat ondersteund wordt door Kiva, groepsleningen verstrekt, moedigde ze 19 vrouwen met eigen bedrijfjes aan om samen de Setia Group op te richten. Ze hebben een lening van in totaal 40.000.000 aangevraagd (ca. € 2.630,-). 

Rosina is van plan om 30 liter benzine en andere dagelijkse behoeften te kopen. Net als Rosina willen ook de andere leden van de groep de lening in hun eigen bedrijf investeren. Ze verwachten dat de lening van Kiva, die verzorgd is door TLM, hun bedrijfjes goed zal doen.
Rosina staat links op de foto en draagt een zwarte blouse.

Meer weten of een lening verstrekken? Dat kan via deze link.

De Flamboyan Group


Deze lening helpt om een grotere voorraad shampoo, zeep, tandpasta, wasmiddelen, rijst, bakolie en dieselolie te kopen voor haar winkeltje.

De Flamboyan Group bestaat uit zeven vrouwen die allemaal hun eigen bedrijfje hebben. Rubia (52) staat midden op de foto. Ze is getrouwd met Soleman (52) die voorman is. Ze zijn gezegend met vijf kinderen, waarvan er een nog thuis woont, de andere zijn getrouwd hebben hun eigen banen.
Om te zorgen voor meer inkomen voor het gezin besloot Rubia een winkeltje te openen waarmee ze dieselbrandstof verkocht voor vissersboten. Met 2.000.000 IDR (ca. € 135,-) koopt ze wat ze nodig heeft voor een dagomzet. Ze vertelt dat het inkomen van haar bedrijfje een belangrijke bijdrage levert voor het dekken van de kosten van levensonderhoud en schoolgeld.

Rubia heeft besloten om de voorraad van haar winkeltje te vergroten met zeep, tandpasta, wasmiddelen, rijst, bakolie en dieselolie en instant noedels. Om dat mogelijk te maken heeft ze meer geld nodig. 

De zes andere vrouwen willen ook leningen om meer met hun bedrijfjes te kunnen verdienen. Ze besloten zich aan te sluiten bij de TLM groep die hen werd gepresenteerd door een projectleider van TLM. Rubia stichtte vervolgens samen met de andere vrouwen de Flamboyan Group, en heeft een lening aangevraagd van 17.500.000 IDR (€ 1.160,-). 

Ze zijn erg blij met de betrokkenheid van microkredietverstrekkers, waardoor ze een kans krijgen om hun bedrijfjes beter te laten renderen.

Meer weten of een lening verstrekken? Dat kan via deze link.


* Dit zijn groepsprojecten
In een groepsproject krijgt ieder lid van de groep een individuele lening, maar maakt onderdeel uit van een groep individuen. De groep is er om ondersteuning te bieden aan de leden en zorgt voor een systeem van sociale controle bij het terugbetalen van de leningen. Groepen kunnen wel of niet formeel gebonden zijn door een groepsgarantie. Indien er sprake is van een groepsgarantie, zijn de leden van de groep gezamenlijk verantwoordelijk voor de terugbetalingen van hun mede groepsleden indien deze te laat of niet terugbetalen. Veldpartners beschrijven vaak specifiek één lener uit de groep. De beschrijving van het project, de sector en andere kenmerken van het profiel van het groepsproject worden ontleend aan die ene specifieke lener. De overige leden van de groep zijn niet verplicht hun lening voor hetzelfde doel te gebruiken.


Met een lening lossen we niet alle problemen op.
Maar er wordt wèl een stap gezet.


De ondernemende leners waarmee u nu kennis heeft gemaakt, spelen een actieve rol in hun gemeenschap. Als hun leendoel is bereikt, zullen ze beter in staat zijn om met hun bedrijfjes (meer) geld te verdienen en zich te onttrekken aan de armoede. Ze hebben een voorbeeldfunctie in de locale samenleving, en zullen mogelijk anderen inspireren om hun voorbeeld te volgen: het nemen van initiatieven om door middel van ondernemerschap hun leefsituatie te verbeteren.

Wakibi

Wakibi is een platform waar leners en Nederlandse uitleners op eenvoudige wijze bij elkaar worden gebracht. Als onderdeel van een keten is elke schakel van belang. Centrale rol in de keten is het Amerikaanse Kiva. Wakibi betrekt haar leningen van Kiva en stemt deze af op Nederlandse doelgroepen.
Kiva maakt onder andere gebruik van zogenaamde ‘fellows’; vrijwilligers die hun inzichten, ervaringen, foto's en verhalen uit de praktijk met ons delen. Via deze verhalen en beelden wordt duidelijk wat er speelt in verschillende gemeenschappen. Op onze website brengen we telkens een land, gebied, sector of een specifieke doelgroep onder de aandacht. Lees voor meer informatie onze eerder gepubliceerde artikelen.


Redactie Wakibi 2016 - vertaling: Hansjelle Dijkstra
pers@wakibi.nl