Inside Indonesia deel 1: Helemaal alleen

Door Redactie Wakibi op 29-4-2016

Partners en sponsors

Lees hier het verhaal van een bezoek aan een schuilplaats van de Church World Service in Bogor. De 10-jarige jongen die ik hier ontmoette was niet alleen de jongste bewoner van het asiel, hij was ook de enige minderjarige zonder begeleiding.

Dit artikel zijn afkomstig van Inside Indonesia en de tekst is met toestemming van de andere partij vertaald door Hansjelle Dijkstra, redactie Wakibi. 
Het originele artikel (in het Engels) is hier te lezen op de website van InsideIndonesia.org

 

Helemaal alleen

Tijdens mijn bezoek in 2012 aan schuilplaatsen van de Church World Service in Bogor ontmoette ik een 10-jarige jongen uit Afghanistan die daarvoor samen met zijn vader, neef en oom op weg was geweest naar Indonesië. Behalve hij was iedereen overleden toen hun boot zonk. Deze jongen was de jongste bewoner van het asiel, en de enige minderjarige zonder begeleiding. Een oudere jongen in het asiel vertelde me dat hij weinig praatte toen hij aankwam, maar geleidelijk wordt hij vrolijker.

In de meeste instellingen krijgen kinderen voorrang. En normen en beperkingen die voor volwassenen gelden worden voor hen versoepeld. Kinderen zijn de eersten die gered worden als er een gevaarlijke situatie dreigt. En ze zijn de laatsten die verwijten krijgen als er regels worden overtreden. Bijna alle VN-landen, waaronder Indonesië, toonden hun inzet voor de bescherming van kinderen door de ratificatie van verdrag uit 1989 inzake de Rechten van het Kind, de ‘Convention on the Right of the Child (CRC)’. Gegeven dit feit kan worden verwacht dat alle minderjarigen in Indonesië een voorkeursbehandeling genieten. Maar als het om minderjarige vluchtelingen en asielzoekers gaat, voorziet de huidige regeling er dan óók voor dat deze kinderen de beste behandeling krijgen? 

De meest kwetsbare groep

In augustus 2015 registreerde de UNHCR Indonesië 3.672 minderjarige vluchtelingen en asielzoekers, met inbegrip van 1.333 niet-begeleide kinderen en kinderen van gescheiden ouders. De VN beschouwt niet-begeleide minderjarigen als de meest kwetsbare groep kinderen, omdat ze geen volwassen hulpverlener hebben die voor hen zorgt. In de meeste gevallen zijn in Indonesië kinderen die geen begeleider hebben daar door hun ouders naartoe gestuurd, vaak met de hulp van smokkelaars. Soms zijn ze wees, en familieleden denken hen te helpen door smokkelaars te betalen, in de hoop dat die kinderen in een ander land betere kansen hebben.

Sommige kinderen begonnen met hun ouders of verzorgers aan een reis, maar ze raakten elkaar onderweg kwijt als gevolg van ongelukken of van verschillen in smokkelroutes. Scheiding van wegen en incidenten tijdens de reis veroorzaken vaak zeer ernstige trauma’s. Deze kinderen hebben in hun isolement te maken met het verlies van degenen van wie ze houden. Bovendien ondergaan ze een cultuurschok, doorstaan ze ingewikkelde asielprocedures, en maken ze dag-in-dag-uit onveilige omstandigheden mee. En dat moeten ze allemaal in hun eentje verwerken.
Het is voor minderjarigen zonder begeleiding, in vergelijking met degenen met begeleiding, moeilijker om asiel aan te vragen. Ze zitten vaak klem tussen instituten die zich bezighouden met nationale emigratie en organisaties voor kinderbescherming. Als minderjarige kunnen ze een versnelde asielstatus krijgen. Maar ze moeten heel lang wachten op huisvesting, omdat slechts weinig landen kinderen zonder een begeleider accepteren. Dit heeft tot gevolg dat veel onbegeleide minderjarigen moeten wachten tot ze 18 zijn om een vestigingsvergunning te krijgen.

De meerderheid van de onbegeleide minderjarigen in Indonesië behoren tot de etnische Hazara groep uit Afghanistan (59 procent), gevolgd door Rohingya uit Myanmar (28 procent), en kinderen uit Somalië (8 procent). Van de 1.113 onbegeleide minderjarigen zijn 976 jongen, en 157 meisje. Deze cijfers tonen een gemeenschappelijk kenmerk van kindermigratie: jongens worden aangemoedigd om zelfstandig kansen aan te pakken, of worden zelfs op pad gestuurd als ‘parachutisten’ of ‘pioniers’, terwijl meisjes niet op reis mogen zonder begeleiding door een volwassene.

Echter, in Zuid-Oost Azië zijn deze getallen geleidelijk aan het veranderen. Meer minderjarige meisjes reizen zonder begeleiding. Statistieken van UNHCR Indonesië laten zien dat van de 287 minderjarige Rohingya kinderen (12-17 jaar) in Atjeh meisje zijn. Toen ik in 2015 Rohingya vluchtelingenkampen bezocht in Atjeh, ontmoette ik een groot aantal minderjarige meisjes die met eigen kinderen op reis waren, in de hoop herenigd te worden met echtgenoten of familie in Maleisië. Ondanks dat de UNHCR hen geregistreerd had als alleenstaande kinderen die blootstonden aan meerdere kwetsbaarheden, werden ze door de overheid geclassificeerd als volwassenen. Het aantal Rohingya meisjes dat werd gesmokkeld of verkocht werd als bruid aan Rohingya mannen is gestegen. UNHCR heeft in Maleisië 120 Rohingya kindbruiden geïdentificeerd, waarvan sommige jonger waren dan 11 jaar.


© Tekst Inside Indonesia - Thomas Brown


Capaciteitsproblemen


In tegenstelling tot kindvluchtelingen die met hun familieleden in woongemeenschappen kunnen leven, moet een groot aantal van de niet-begeleide minderjarigen in detentiecentra verblijven, in afwachting van ‘passende’ accommodatie. In augustus 2015 werden er, overal in het land, 461 onbegeleide minderjarigen (41 procent van het totale aantal) vastgehouden in detentiecentra. Zulke centra hebben veel gemeen met gevangenissen en beperken de kinderen in hun vrijheid. Bovendien moeten de kinderen kamers delen met volwassenen die hen soms blootstellen aan misbruik en geweld. Een 15-jarige alleenstaande Hazara jongen zei: “Mensen in detentiecentra zijn niet gelukkig. Mensen werden er geestelijk ziek. We hebben dit vaak aan iedereen verteld, maar niemand kwam ons helpen”. 

De SUAKA
SUAKA, de Indonesische Civil Society Network voor Vluchtelingen Bescherming pleit voor het beëindigen van detentie van kinderen in Indonesië. Indonesische autoriteiten maken zich echter zorgen over het snel vrijlaten uit detentie van alle minderjarigen. De eerste zorg is waar de kinderen onder te brengen nadat ze zijn vrijgelaten. De UNHCR is, samen met de uitvoerende partner Church World Service, verantwoordelijk voor de verzorging van niet-begeleide minderjarigen. En ze hebben bovendien voor slechts 80 kinderen passende accommodatie. Bovendien verblijven 65 minderjarigen, waaronder meisjes, in een Community Accommodation Centre dat wordt geleid door het ministerie van Sociale Zaken, en dat ondersteund wordt door de International Organization for Migration (IOM). Wegens gebrek aan capaciteit, moeten honderden minderjarigen in detentie blijven.

Het tweede punt van zorg betreft de procedures en het beschikbaar stellen van fondsen om snelle vrijlating mogelijk te maken. Alhoewel artikel 83 (2) van de Indonesische immigratiewet de vrijlating van kinderen uit detentie toestaat, bestaat er geen standaardprocedure voor. Evenmin zijn er richtlijnen of is er een overheidsbudget om vrijlating te faciliteren.

In vergelijking met andere accommodaties zijn de onderkomens van de Church World Service veel beter voor niet-begeleide minderjarigen omdat ze voorzien in doelmatige faciliteiten, waardige leefomstandigheden, gezondheidszorg, bewegingsvrijheid, en zelfs verzorgers. 
Sinds 2015 heeft de UNHCR in elk onderkomen een verzorger geplaatst. Vaak is dat een volwassene die afkomstig is uit een vluchtelingengemeenschap die dezelfde taal kan spreken als de minderjarigen. Verzorgers zijn aangesteld om de minderjarigen 24 uur per dag te volgen, om met hen te praten als er problemen zijn, en hen te begeleiden als ze naar een ziekenhuis moeten. Het hebben van een beschermer die hun eigen cultuur begrijpt stelt de kinderen in staat hun problemen en angsten vrijer te bespreken.


Verblijven in een Church World Service opvang
Het verblijf in een Church World Service opvang garandeert echter niet dat de kinderen worden gevrijwaard van andere precaire omstandigheden. Omdat niet-begeleide minderjarigen vaak in leeftijden tussen 11 en 17 in Indonesië aankomen, is het heel wel mogelijk dat ze 18 worden vóórdat ze in een ander land een nieuw leven kunnen beginnen. Als dit gebeurt moeten ze de opvang noodgedwongen verlaten. Een 17-jarige jongen in een Church World Service Centrum vertelde me: “Ik word in januari 18. Ik ben heel bang omdat ik hier dan weg moet. De UNHCR zal me nog drie maanden na mijn 18e verjaardag ondersteunen. Maar daarna heb ik geen geld, en ook IOM kan me dan niet ondersteunen. Ik ben bang dat ik dan in een detentiecentrum moet gaan wonen”.

Ongeveer 233 zelfstandige, niet-begeleide minderjarigen wonen buiten detentiecentra, zonder ondersteuning van vrienden of familie. De toestand van deze kinderen is zelfs nog kwetsbaarder omdat ze geen hulp of bescherming krijgen. Ze lopen een groot risico in handen te vallen van mensensmokkelaars of te worden verhandeld, in afwachting van een beslissing over hun status als vluchteling. Een hoge ambtenaar van de UNHCR heeft veel gevallen gemeld van asielzoekers, inclusief minderjarigen, die zelf vroegen om gedetineerd te worden omdat ze niet voor zichzelf konden zorgen.

Geen toegang tot officieel onderwijs


Het ontbreken van een landelijke wet die de rechten van vluchtelingenkinderen regelt, betekent dat er geen kinderbeschermingsprogramma’s operationeel zijn. Hoewel Indonesië het Vluchtelingenverdrag van 1951, of het Protocol Related to the Status of Refugees van 1967, niet geratificeerd heeft, heeft de ‘Convention on the Right of the Child (CRC) kracht van wet. De kinderbeschermingswet nummer 23/2002 echter, regelt uitsluitend beschermingsclausules voor kinderen van Indonesische burgers, en niet voor de ‘statusloze’ kinderen. 

Als gevolg daarvan bestaat er geen staatsondersteuning voor programma’s die gericht zijn op kindvluchtelingen en onbegeleide minderjarigen. Daardoor is de toegang tot officieel onderwijs voor niet-begeleide minderjarigen in Indonesië erg moeilijk. Een weeskind zei: “In Afghanistan ging ik 5 jaar naar school. Hier kunnen we niet naar school omdat we geen Bahasa Indonesia kunnen spreken, en er geen geld beschikbaar is om ons te ondersteunen”. 

Behalve dat kinderen vloeiend Bahasa Indonesia moeten kunnen spreken, moeten de kinderen voor registratie door scholen ook de juiste documenten hebben.

Zelfs als een school een kind accepteert, is het nog steeds erg moeilijk om een Nationaal Studenten Inschrijvings Nummer (NISN) te verkrijgen. Zonder NISN kunnen vluchtelingstudenten geen diploma krijgen waarmee ze hun opleiding zouden kunnen voortzetten. De UNHCR en lokale partners hebben hiervoor een en aantal pleidooien gevoerd, maar de beslissing ligt nog steeds in handen van schooldirecties en van de regionale immigratie-instanties. Er is ook een klein succesverhaal: in Medan hebben de UNHCR en het Indonesische Rode Kruis de toelating van vijf vluchtelingen tot publieke scholen ondersteund.
Niet-begeleide minderjarigen kunnen niet om het Indonesische immmigratie-regime heen. Alhoewel ze in principe een voorkeursbehandeling zouden kunnen genieten, zoals versnelling van vluchtelingprocedures en van speciale onderkomens, blijven landelijke regelingen en capaciteitsproblemen in Indonesië de grootste uitdaging voor hun bescherming. Hun toestand zal heel precair blijven als Indonesië geen verdere positieve stappen onderneemt in het belang van deze kinderen.


Auteur artikel All alone Inside Indonesia

Realisa D Masardi (R.D.Masardi@uva.nl) geeft les op de Antropologische Faculteit van de Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta. Ook is zij promovendus aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, de UVA, Programmagroep: Moving Matters: People, Goods, Power and Ideas.

Inside Indonesia 124: Apr-Jun 2016


Meer informatie over het belang van educatie
Millenium Development Goals deel 2: het belang van universeel basisonderwijs